MIT-rapport identificeert productie als motor van innovatie

MIT-rapport identificeert productie als motor van innovatie

Welk type industriële productie ondersteunt de innovatie van de economie in de VS? De MIT-taskforce 'Production in the Innovation Economy' (PIE) onderzocht dit bij honderden bedrijven en publiceerde een preview met zijn bevindingen. Hierin blijkt onder meer het het belang van lokale productie voor een levendig innovatie-ecosysteem.

Volgens de onderzoekers moet de VS stappen ondernemen om opnieuw een competitieve productie op te bouwen voor het verankeren van de innovatiekracht als de sleutel van de Amerikaanse economische voorsprong.

De PIE-taskforce voerde op twee jaar tijd een grondig onderzoek in 255 bedrijven uit verschillende industriële sectoren, variërend in grootte, van hightech starters tot succesvolle kleine traditionele fabrikanten en multinationals. Ze analyseerden hoe innovatie verloopt, van idee tot producten die op de markt worden verkocht en het opschalen ervan. Hoe draagt de productie van goederen bij tot het innovatieproces? Wat is de rol van productie en waar moet je deze lokaliseren om een innovatieve economie te ondersteunen ?

Industrieel ecosysteem

Daar waar vroeger 'Invented in the USA' gelijk was aan 'Made in the USA', steunt innovatie nu vaak op productiecapaciteiten buiten de VS, niet alleen in mature sectoren maar ook in opkomende sectoren zoals batterijen of wind- en zonne-energie. Door het uit elkaar trekken van innovatie en productie wordt een vooruitgang in productie ter ondersteuning van innovatie onwaarschijnlijk, bijvoorbeeld ter ondersteuning van de opschaling. Er is geen reden waarom productie moet verdwijnen in een geavanceerde industriële samenleving: de maakindustrie bleek overal in de VS tot een veel groter innovatief vermogen bij te dragen dan de onderzoekers zich oorspronkelijk realiseerden.

De PIE-studie geeft aan dat de meest dringende doelstelling voor de VS het heropbouwen van een industrieel ecosysteem is met nieuwe capaciteiten, waarop diverse bedrijven beroep kunnen doen wanneer ze hun ideeën willen omzetten tot een product op de markt. Het onderzoek suggereert hierbij dat het samenbrengen van complementaire activiteiten in een industrieel ecosysteem, en niet in nauwe gespecialiseerde clusters, leidt tot een snellere groei en meer creatie van tewerkstelling. Deze vaststelling geldt niet enkel in hightech of geavanceerde productie maar in een brede waaier van sectoren.

De onderzoekers observeerden dat volgende mechanismen een industrieel ecosysteem het best ondersteunden:

-      'Clustering van middelen': nieuwe vormen van samenwerking, waarbij een bedrijf of publieke organisatie middelen bij elkaar brengt, die een breed scala van bedrijven en industrieën kunnen inschakelen, op voorwaarde dat ook zij bijdragen tot het geheel (bijv. dure uitrusting, opleiding, toegang tot toponderzoekers, deelname het tot stand komen van een roadmaps).

-      'Risicoreductie en risicodeling': de rol van organisaties om risico’s bij de investering in nieuwe technologieën te delen, terwijl tegelijkertijd veel van de potentiële voordelen kunnen geplukt worden.

-      Netwerking.

Bij de analyse van andere regio’s identificeerde PIE het dense Duitse industriële ecosysteem als een waardevol model waarin bedrijven kunnen transformeren dankzij hun toegang tot complementaire capaciteiten: toeleveranciers, sector federaties, industriële en collectieve onderzoeksconsortia, onderzoekscentra, enz. China daarentegen excelleert in het opschalen van massaproductie, niet omwille van hun lage loonkost, maar vanuit hun capaciteit om complexe ontwerpen van geavanceerde producten om te zetten in productie en deze te commercialiseren.

Lees het volledige rapport: http://web.mit.edu/newsoffice/2013/production-in-the-innovation-economy-report-mit-0222.html

Dit artikel kwam tot stand dankzij het project "Via 7 sleuteltransformaties naar waardeketens voor de maakindustrie van de toekomst" in het kader van Vlaanderen in Actie en met steun van het Agentschap Ondernemen. Aan dit project werken de volgende partners mee: Flanders’ Synergy, Universiteit Antwerpen, Agoria en Sirris.

 

 

Deel dit artikel